Sardegna is ver weg van het vasteland en sommigen zeggen ook ver weg van de beschaving. Toch wordt ook hier al zo'n 2000 jaar wijn gemaakt. Pas de laatste 20 jaar daarvan is men over kwaliteit gaan denken. Voor deze tijd werd de wijn vaak verkocht en versneden in Calabrische en Pugliese wijnen. De druivenrassen klinken dan ook niet zo bekend in de oren. De grootste bijdrage aan de Sardijnse wijnbouw is wellicht geleverd door de Spaans/Catalaanse overheersers in de Middeleeuwen. Vele druivenrassen zijn van Spaanse herkomst. Vooral aan de westkust, bij Alghero, is deze invloed eeuwenlang erg groot geweest. Sardegna kent echter ook oudere rassen met namen als Nuragus of Nasco. De Nuragus zou oorspronkelijk door de Phoeniciërs op het eiland zijn gebracht en zijn genoemd naar de nuraghe, de typische Sardijnse bouwsels. De moderne, frisse witte wijn die van de Nuragus wordt gemaakt, wordt veel gedronken.
Cannonau en Vermentino
De wijnen van de Spaanse Cannonau en Vermentino-druiven zijn de bekendste en tevens de beste van het eiland. Sommige zijn reeds bekroond met het DOC-predikaat. Het zijn 'warme', prettig drinkbare rode wijnen die ook als stevige rosé zijn te verkrijgen. De Cannonau druiven kennen hun oorsprong in de Garnachia-druif waar in Spanje de Rioja van wordt gemaakt. De wijn wordt voornamelijk verbouwd in de streek rondom Nuoro en is vooral smakelijk bij vlees- en wildgerechten. De Vermentino is er in 2 variëteiten: 'Di Sardegna' en 'Di Gallura'. De Vermentino di Gallura heeft als enige in Sardegna het DOCG-predikaat. Misschien is het niet toevallig dat deze gemaakt wordt op de hellingen achter de prachtige Costa Smeralda in het noordoosten. Aan deze kust is zomers immers heel veel geld en Italiaanse jetset...
Vernaccia di Oristano
De meest authentieke van de Sardijnse wijnen is wel de Vernaccia di Oristano. De witte wijn doet het goed bij de visgerechten waar het kuststadje Alghero bekend om staat. Net als het stadje, waar tot voor kort nog een Catalaans accent werd gehoord, is ook de druivensoort Spaans. De zwaardere, amberkleurige, sherry-achtige Vernaccia doet het 'ijskoud' heerlijk als aperitief. In het zuiden vinden we de droge rode, nog minder bekende, Monica di Sardegna, de zwaardere rode Monica di Cagliari (DOC) en de Carignano del Sulcis. In zo'n warm klimaat worden van veel druivensoorten ook zoete (dessert-)wijnen gemaakt. Op Sardegna kom je een Moscato en een Malvasia tegen, als je tenminste goed zoekt, want de productie is te verwaarlozen, maar uiteraard lekker na de maaltijd.
Il Mirto
De meest gedronken likeur op het eiland, en ook wel het bekendst, is Il Mirto. Een aantal producenten, zoals bijvoorbeeld Zedda Piras, laat de bessen nog met de hand plukken van de 2 meter hoge struiken en produceert de likeur nog volgens de aloude Sardijnse traditie. De struiken maken onderdeel uit van de macchia mediterranea die overal op het eiland voorkomt. Na de bloei in juni, rijpen de besjes van november tot januari. Afhankelijk van waar je je op het eiland bevindt krijgt de likeur de lokale benaming mee die varieert van murtizzu, mulsta, multa, murta, murtiu, muta, murta. Probeer dat maar eens na een paar glaasjes van dit ijskoud geserveerde drankje uit te spreken.
Grappa
Dan is er ook nog de Grappa met een grappige naam; de Fil'e Ferru, letterlijk het 'draadje van ijzer'. De vele illegale stokers op het eiland verborgen hun eigengemaakte distillaten onder de grond; alleen een klein stukje ijzerdraad, verbonden aan de fles, stak boven de grond uit. Tja, en eigenlijk geldt dat ook nu nog wel een beetje voor de Sardijnse wijnen; speciaal, maar moeilijk te ontdekken...