Maar mijn interesse was gewekt. Bij navraag bleek, dat er voor de oorlog in het oosten van ons land een schilder Dick Ket geleefd heeft. Hij hoorde tot de school der Magisch Realisten. Zoals bijvoorbeeld Willink. Alleen Willink werd ruim 80 en Ket haalde de helft nog niet eens. Ket was een kasplantje, die wel zijn eigen kwaal uitmuntend op het doek heeft weten te vereeuwigen. En daarom is hij bekend geworden bij de dames en heren medici. Tijdens hun opleiding hebben ze er allemaal mee te maken gekregen.
Op mijn zoektocht naar Dick Ket, hoefde ik niet tot het uiterste te gaan. Ik kwam terecht bij het Haags Gemeentemuseum. Als het ware bij mij om de hoek. Daar hing één schilderij van de realist met broodjes. Drie broodjes zelfs. En telkens als ik nu broodjes koop, moet ik aan Dick Ket denken. Maar vreemd genoeg, ook aan Porlezza. Aan de bakker naast onze camping met zijn ovenverse broodjes. Gloeiend heet, nauwelijks te hanteren, maar lekker. Mijn broer haalde ze. We hadden allemaal een aandeel in de dagelijkse "huishoudelijke" werkzaamheden.
Mijn broer was dus de broodjesman. Hiervoor had hij speciaal in het woordenboekje de benodigde woorden bij elkaar gescharreld. "Bongiorno signore, prego trenta piccolo pane?" Of dit goed Italiaans was, wisten we niet. Wel doeltreffend, in ieder geval. Want mijn broer kwam dagelijks met zijn dertig broodjes terug. Jarenlang, ben ik geneigd te zeggen. Want we keerden vijf jaar terug naar Porlezza. Probleem hierbij was, dat het aantal deelnemers aan onze expeditie jaarlijks minder werd. Van negen, naar zeven om te eindigen bij vijf. En dan is dertig broodjes best veel. Zelfs als ze lekker zijn!
Even dachten we, dat mijn broer een oogje had op de dochter van de bakker. De man had wel kinderen, doch helaas voor hem, geen dochter. Uiteindelijk werd het geheim ontrafeld toen mijn broer ziek werd en een ander zijn taak overnam. Toen bleek dat de bakker, hij wist ons zo goed te herinneren, als het ware al klaar stond met de broodjes. En mijn broer durfde de brave man niet teleur te stellen. De fornaio had het zo goed onthouden. En mijn broer beschikte niet over voldoende kennis van het Italiaans om de man te corrigeren zonder te kwetsen. Of wij hem gekwetst hebben, weet ik niet. Evenmin of hij ons nog herinnert. Maar toen wij mijn broer het zinnetje "Buongiorno signore, prego venti piccolo pane?" geleerd hadden, was het probleem van de overvloed wel verholpen. En wat die herinnering betreft: het jaar daarop kozen we een andere vakantiebestemming. Maar ik ben die bakker nooit meer vergeten.