IJsbereider: Enzo Zanin
IJssalon: IJssalon Zammatteo
IJssalon sinds: 1935
Gevestigd op: Nieuwstraat 14, ‘s-Hertogenbosch
Hoeveelste generatie ijsbereider: 3e generatie
Eerste generatie afkomstig uit: Tauriano, Friuli-Venezia Giulia
Favoriete smaak: Citroen
Zammatteo is van oudsher dé ontmoetingsplaats van menig Bosschenaar. De ijssalon is nu in handen van Enzo Zanin, kleinzoon van de in ’s-Hertogenbosch wereldberoemde ‘Ma Sam’. De reden waarom de ijssalon Zammatteo heet, weten nog maar weinigen.
Geschiedenis
Teresa en Girolamo Zanin komen in 1923 vanuit Tauriano naar ‘s-Hertogenbosch; ze ontvluchten de armoede in Friuli, net zoals zoveel andere Italianen. Zoon Nino is dan pas een paar maanden oud. Girolamo zit, zoals meer Friulanen in die tijd, in de terrazzo en marmer. Samen met zijn broers voorziet hij veel Bossche huizen van granito aanrechten en terrazzovloeren. Een tiental Italiaanse werknemers zitten bij Teresa in de kost. Uiteindelijk stapt Girolamo in 1941 uit het terrazzobedrijf om zich voltijds op het ijs te kunnen storten.
Teresa Zanin, 1e generatie ijsbereider
Serafino Zammatteo start in 1935 de ijssalon Zammatteo in ‘s-Hertogenbosch. De ijssalon is pas een jaar open, maar diens vrouw is de regen in Nederland meer dan beu en verlangt terug naar Italië. Teresa gaat in de leer en neemt de ijssalon in 1936 over. Ze besluit het dure pand aan de Hinthamerstraat te verwisselen voor de goedkopere Visstraat 2a. Ze verhuist al snel naar een iets groter pand verderop in de straat, op nummer 11.
Het gaat de Zanins voor de wind en ze besluit nogmaals te verhuizen. Dat is in 1941. Ze verhuizen naar de Hoge Steenweg 21. Dat is ook het moment dat Girolamo voltijds in de zaak komt. De ijssalon blijft daar zo’n 30 jaar. Zammatteo groeit in de jaren vijftig/zestig uit tot een belangrijke, gezellige ontmoetingsplaats voor menig scholier en student. Anekdotes uit die tijd krijgen haar (achter)kleinkinderen tot op de dag van vandaag te horen als men hoort dat het er ‘een van Zanin, van de ijssalon’ is.
Soos
Enzo: “De Hoge Steenweg 21 werd een soort soos. Ze verkochten wel ijs, maar ’s winters vooral koffie aan studenten en kantoormensen. Die hadden geen kantines in die tijd. Er werd veel gedamd en geschaakt. Het was ook dé plek voor creatievelingen. Tot grote ergernis van mijn oma bleef iedereen heel lang plakken op één kopje koffie. Als iemand dan een ijscoupe wilde, dan was er geen plek.”
Het is een van de redenen waarom Teresa besluit weer een echte ijssalon te willen. Een buurman van een paar deuren verderop is haar goedgezind. Hij wil zijn pand aan de Hoge Steenweg 13 verkopen. Daar is veel belangstelling voor. Het harde werken van Teresa blijft hem niet onopgemerkt; het pand wordt haar gegund, bovendien tegen gunstige voorwaarden.
Kleinzoon Enzo: “Nonna Teresa had al snel geleerd om zich te redden in ‘s-Hertogenbosch. Van een vrouw die de eerste tijd met open beurs naar de markt ging omdat ze het Nederlandse geld niet kende, ontwikkelde ze zich tot iemand met een uitstekend zakelijk inzicht…”
Enzo: “Nonna was van het harde werken, van de lange dagen, ze sliep nog geen vier uur per nacht, zeven dagen op zeven. Tot haar 87e was zij dagelijks in de ijssalon te vinden, waarvan de laatste jaren meestal achter de kassa. Ook al lieten haar ogen haar in de steek, toch was zij 'berucht' om haar controlerende functie onder de medewerkers die hun bestelling serveerden. Haar laconieke reactie hierop: 'Ach, zij weten toch niet dat ik niet goed zie....'”
Anekdotes
Anekdotes zijn er tal, vooral van de tijd aan de Hoge Steenweg 21. 'Handjes boven tafel' en 'Niet wippen op je stoel' zijn uitspraken van haar die menig Bosschenaar zich herinnert. Ook zette Teresa mensen letterlijk de zaak uit; haast niet meer voor te stellen in deze tijd. ‘Ga maar in het park wandelen’ zei ze dan. Waarna degene op hangende pootjes terug kwam, al dan niet voorzien van een bos bloemen, excuses aanbiedend en smekend om er weer in te mogen. Teresa was vergevingsgezind. “Er wordt niet voor niets gezegd dat zij een halve generatie Bosschenaren heeft opgevoed. Daar waar ze wegens haar kordate, strenge optreden door haar ijssalongasten ook wel ‘De Kapitein’ werd genoemd, noemen de meeste haar nog steeds liefkozend ‘Ma Sam’.”
Teresa zwaait niet alleen in de ijssalon de scepter, dat doet ze ook thuis. Zoals een Italiaans gezin betaamt, woont ze onder hetzelfde dak als haar zoon Nino en zijn Italiaanse bruid Bruna. Ze krijgen drie kinderen: Patrizia, Enzo en Claudia. Die konden zich naar eigen zeggen echter geen betere oma wensen.
Nino Zanin, 2e generatie
“Mijn vader zat uiteraard ook in de zaak. Hij heeft de verhuizing van Hoge Steenweg 21 naar nummer 13 minutieus uitgedacht met tekeningen op schaal en met blokjes lego. Die zijn trouwens nog steeds in de familie. De inrichting komt uit Italië, uiteraard.”
Enzo: “Mijn vader Nino was in zijn jonge jaren een soort Al Pacino voor de Nederlandse dames. Hij kon rekenen op flinke belangstelling maar verkoos toch een Italiaanse bruid. Ma kwam in 1958 naar Nederland, ze was 28. Daar waar pa volledig was geïntegreerd in het Bossche, was de cultuurshock voor ma enorm. Zo gemakkelijk als pa kon schakelen tussen de wereld thuis waar Italiaans, of beter: Friulaans werd gesproken, en Nederlands buiten, zo moeilijk was dat voor ma.”
“In die tijd was goed personeel lastig te vinden; je moet kracht hebben om ijs te draaien. En de bedrijfskeuken en ijsbakken moesten ook elke dag grondig met de hand worden gereinigd. Pa haalde daarom in die tijd een deel van het personeel uit Italië.“
Enzo, 3e generatie
Enzo: “Toen mijn vader ergens rond zijn 67e was, besloot ie te willen stoppen, dat kwam ook door zijn slechter wordende gezondheid. We hadden 84 zitplaatsen in de ijssalon, maar door de veranderde tijd waren dat er teveel. De huur zou voor mij niet haalbaar zijn. We spraken af dat ik met de ijssalon zou verhuizen. Mijn vader kreeg ‘an offer you cannot refuse’ om de zaak te verhuren. En het plan om rustig naar een andere geschikte locatie te kijken, viel in duigen. Ik opende daarom noodgedwongen een jaar later, dat was hier in 1991 aan de Nieuwstraat.”
“Ik had eigenlijk geen keuze of ik wel of niet de zaak over zou nemen. Maar ik ben er netjes voor klaargestoomd. Ik weet niet wat ik gedaan zou hebben anders. Mijn zoons Fabrizio en Luigi hebben voorlopig geen belangstelling. Maar wie weet..”
Enzo verhuist het stijlvolle interieur maar kiest bewust voor klein en beheersbaar. Hij wil geen personeel meer en kiest ervoor om samen met zijn vrouw Marion in de zaak te staan. Hij opent steevast kort voor carnaval en blijft open tot en met de herfstvakantie. Het ene seizoen is daarmee langer dan het andere. Maar het schept volgens hem wel duidelijkheid.
“Vroeger was de ijssalon elke dag open. Op een gegeven moment besloten pa en ma dat ze toch ook van de kinderen wilden genieten. Ze stopten daarom in de wintermaanden. In het naseizoen ging nonna altijd voor een paar maanden terug naar Tauriano, naar haar familie en vrienden.”
IJs volgens de oude receptuur
Enzo blijft trouw aan de originele receptuur van zijn grootouders. Hij heeft een uitgesproken mening over ijs maken: “Ik weiger kleur-, geur- en smaakstoffen, rare bindmiddelen en stabilisatoren te gebruiken. Ook gaat nergens room in. Het grote voordeel is dat het ijs niet snel smelt. Bovendien is dit veel lekkerder. Ik had laatst een Italiaan over de vloer die zei ‘verrek, ik zit weer in mijn jeugd, dit is wat ik vroeger met mijn ouders at.”
In de loop der tijd breidt hij wat uit met smaken. Het fruit haalt-ie op de Bossche markt. De hoeveelheid keuze in de toonbank is beperkt in verhouding met zijn collega’s. Eigenzinnig: “Als ik meer heb dan deze 18 smaken, gaan ze twijfelen. Zestig smaken? Dat werkt niet.” Zijn favoriete smaak? “Citroen. En ik houd niet van mokka. Koffie moet heet zijn, anders hoef ik ‘m niet.”
De openingstijden zijn elke dag tussen 9 en een uur of 6. ’s Avonds, daar ligt de zaak verkeerd voor, volgens Enzo. “Voor de rest heb ik geen personeel. Zo houd ik ook nog een leven over. ’s Ochtends doe ik de voorbereidingen terwijl het rustig is. Ik heb alles onder handbereik, de bedrijfskeuken grenst aan de zaak. Hierdoor heb ik geen mannetje nodig. Ik kan ijs koken en draaien als ik klanten in de zaak heb. Het scheelt me misschien omzet, maar ook een hoop stress. Aan het einde van het seizoen tellen we echt af. Dan heb je het einddoel in zicht.”
Meest trots en grootste zorg
Op de vraag waar Enzo het meest trots op is, zegt ie: “Mijn product. Klaar.” En na enig aandringen: “En de opvoeding die ik heb gekregen. En gegeven. Onze kids doen het ook aardig.” Enzo en Marion hebben twee zonen.
Over de toekomst zegt hij: “Over een aantal jaar krijg ik gratis geld van de staat. Ik weet nu nog niet of ik dan stop of verder ga. De seizoenen worden wel zwaarder. En ze komen altijd allemaal tegelijk voor een ijsje, zo lijkt het wel. Mijn grootste zorg is of de 50-jaar oude Cattabriga’s, verticale ijsmachines, wel blijven functioneren.” Anders wacht hem een fikse investering.
Italianità
Enzo vertelt: “Thuis werd uitsluitend Italiaans gesproken; mijn oudste zus en ik leerden het Nederlands pas op de kleuterschool. Als we thuis Nederlands spraken, kregen we een boete. Ook kregen we ingeprent dat we ons altijd netjes moesten gedragen, want we waren hier wel te gast. Onze opvoeding was dankzij ma meer Italiaans getint. We moesten Italiaanse kleren aan en daaroverheen thuis een grembiulino, zwarte uniformschort van de Italiaanse schoolkinderen. Wij vonden het, zoals een van mijn zussen zegt ‘keiverschut’ staan. Later waren we maar we maar wat trots op onze afkomst. Behalve dan bij de vele schandalen en als ze er in de Italiaanse politiek weer eens een potje van maakte. Ma had het meeste moeite met de overschakeling. Ze kon niet meer 100% aarden in Italië, maar voelde zich in Nederland, door de taal en haar meer Italiaanse mentaliteit, soms nog steeds een buitenstaander. ”
Het antwoord op de vraag wat Enzo zich voelt: “Ik ben een Italiaan. Ben Italiaans opgevoed. Ik gedraag me ook zo. Ik ben er trots op.” Dat geldt ook voor zijn zussen. Zijn oudste zus Patrizia die in 2022 is overleden, verwoordde het een aantal jaar geleden mooi: “Onder onze ‘Hollandse’ nuchterheid, die misschien deels ook afkomstig is uit Friuli, zijn we toch wel trots op onze afkomst. We voelen ons wellicht meer thuis in Nederland, maar voelen ons ook als een vis in het water in Italië. Al is het de vraag of we er ooit zouden kunnen of willen aarden.”