
Ik sta op het balkon, zijn balkon. Mijn elleboog rust op het roestige ijzer, de hand onder mijn kin. Zijn hand ligt vertrouwd op mijn rug. We zeggen niks, we hoeven niks te zeggen. Met een glimlach op mijn gezicht aanschouw ik de chaos beneden. Naast de bakken met vis staat de koopman, schreeuwend en drukgebarend. Vespa's met stoere jongens scheuren door de smalle steegjes. Uit een radio klinkt Napolitaanse muziek. Tegenover ons stapt de overbuurvrouw op haar balkon. Het is, net als die van hem, niet groter dan twee bij één. Het beton is flinterdun en vanaf hier zijn de scheuren die erin zitten zelfs te zien. Het is een wonder dat het balkon niet bezwijkt onder haar gewicht. Ze ziet ons en lacht even, daarna begint ze de was op te hangen. Dit is Napels, dit is de chaos waar ik zo van houd, dit is 'mijn' stad! "Kom bella, we gaan," hij pakt mijn hand en samen rennen we de trappen van het palazzo af. Hij neemt me mee 'in giro' door Napoli...
Even later rijden we over de lungomare, de zon schijnt op m'n gezicht. Mario, ik en de Vespa, dat is alles wat telt op dit moment. We laveren door het drukke verkeer heen. Ik heb mijn angst overwonnen en vertrouw op zijn rijkunsten. Zijn halflange zwarte haar komt onder zijn helm vandaan, hij kijkt achterom en lacht. Ik geniet met volle teugen, het is alleen maar dit moment dat telt. Alles klopt even, alles lijkt even te zijn zoals het hoort te zijn. Dit is l'amore!
In de weken erna volgden er nog vele dagen als deze. Intussen leerde ik Napels en haar inwoners steeds beter kennen. Wat een volk, wat een stad! Onze liefde ging over maar die voor Napels, daarentegen, werd alleen maar groter.
Mijn speranza? Dat, op deze avond, de zingende Napolitaan mij weer even het gevoel kan geven van toen. Dat ik, in dit o-zo andere Nederland, in mijn gedachten weer even terug kan gaan naar die dag. Terug naar die prachtige tijd, terug naar l'amore...