In eerste instantie had de 500 onze voorkeur. Instappen deden we eigenlijk altijd via het opendakje. Ik was voor die tijd vrij lang. Nu wordt ik links en rechts ingehaald door soortgenoten die niet alleen langer zijn, maar ook op veel grotere voet leven. Het aantrekkelijke van het rijden in de 500 was natuurlijk het dubbelklutssysteem. De versnellingsbak was niet gesynchroniseerd. Dus alleen met de juiste dosis tussengas kon er netjes geschakeld worden. Was dit niet het geval, dat kon er een gekraak op klinken, dat de berijder en omstanders beslist het idee gaf, dat de auto ter plekke in losse onderdelen uiteenviel.
We groeiden door naar de 600
Hoewel we ons er regelmatig met vier opgevouwen personen in verplaatsten, rijden was het nauwelijks meer te noemen, heb ik die ruim bemeten ruimte nooit kunnen ontdekken. Met de 500 hebben we ons dan ook bijna alleen in de stad verplaatst. Dat werd anders toen we doorgroeiden in een 600. Een wereld aan ruimte ging voor ons open. We gingen er zelfs mee naar Italië. Met zoveel bagage, dat we op de Duitse Autobahn nauwelijks een helling op konden komen. Bij een lekke band verdween de krik zelf(s) in het asfalt. De Fiat bleef onbewegelijk staan. Maar we zaten er ‘slechts' met zijn tweetjes in.
Dat we nooit staande zijn gehouden op de Duitse SNELwegen, heeft mij altijd verbaasd. Zelfs nu nog. Wel werden we regelmatig kritisch door de Polizei bekeken. Sommige agenten sloegen zelfs een kruisteken, maar daar hield het mee op. We hadden ook wel iets komisch. Tenminste als de schaamte voorbij was. Want dat wij bergopwaarts door een vrachtauto werden ingehaald was toch een toppunt van ..........ja wat eigenlijk.
Van lelijk eendje tot mooie zwaan
Vreemd genoeg wijzigden onze gedachten over die ruime familieauto vrijwel onmiddellijk toen we de Italiaanse grens passeerden. Was onze autootje eerst nog een autootje, in Italië werd het van lelijk eendje een mooie zwaan. Ongelooflijk wat de bewoners van dit schiereiland allemaal in de auto gestouwd kregen. En dan heb ik het hier niet alleen over bagage. Nee mensen, goed kleine mensen, maar het waren mensen. De bagage stapelde zich hoofdzakelijk op het dak van de auto op. De maximale belasting van 75 kilo waar wij ons zo netjes aan hielden, was daar een farce.
Bankstellen, eethoeken, alles werd op het dak vervoerd. Op imperiaals die nog echt van buizen gemaakt waren. En aan de pijpen van een kerkorgel deden denken als er niets op vervoerd werd. Een vreselijk geloei klonk door de auto. Het dak diende hierbij nog als klankbord.
Zo'n maximaal beladen FIATje dwong zeker in de bergen respect af. Maar deed ons ook huiveren. Want bij iedere bocht helde de bagage - de auto meesleurend - zo sterk over, dat persoonlijk ingrijpen van Hem van Boven noodzakelijk werd geacht om erger te voorkomen. Dat maakte ons meteen duidelijk waarom het hoofdkwartier van de kerk in Italië gevestigd was.
Het avontuurlijke van het autorijden verdween bij mij, toen ik een echte limousine kocht. De eerste auto waar ik zelf de eigenaar van werd: een FIAT 1100 Neckar. Hierin kon ik echt de hele wereld verhuizen. Dat heb ik nooit geprobeerd. Hoewel .... kort na de aanschaf ben ik met mijn ouders naar Italië op vakantie gegaan. Een kampeervakantie wel te verstaan. En toen ik zag wat mijn moeder bij elkaar geraapt had wat écht mee moest, scheelde dat verdomd weinig