Italia is voor veel West-Europese kunstenaars, zoals Claude Lorrain, Poussin, Turner, Corot, Ingres, Böcklin en Feuerbach, eeuwenlang een bron van inspiratie geweest. Tussen 1500 en 1900 maken duizenden kunstenaars de lange reis naar het warme zuiden. Zij reizen naar Italia om de resten van de klassieke oudheid te bestuderen en om te leren van de kunstwerken van de Renaissance en Barok. Maar ook de schoonheid van het Italiaanse landschap trekt hun aandacht, net als het plezier van la bella vita Italiana. De verwachtingen en ervaringen van de noordelingen in Italia hebben bijzondere kunstwerken voortgebracht...
Het Italië van de klassieke oudheid
De speciale band tussen West-Europese kunstenaars en Italia begint in de 16de eeuw. Dan trekken de eerste pittori, schilders, uit de noordelijke streken naar het zuiden om de resten van de klassieke oudheid te bestuderen. Zij willen leren van de ‘ware kunst’; zij komen voor de ‘leerschool der antieken’.
De Renaissance heeft deze belangstelling voor de klassieke oudheid aangewakkerd. Rome is de best denkbare bestemming. Nergens zijn zoveel antieke ruïnes en beeldhouwwerken te vinden als in de Eeuwige Stad.
Het Italië van het prachtige landschap
Begin 17de eeuw krijgen de noordelingen meer en meer oog voor de schoonheid van het Italiaanse landschap. Het wordt een geliefd onderwerp in de schilderkunst, eerst bij kunstenaars uit de Nederlanden, iets later ook bij de Franse schilders Claude Lorrain en Nicolas Poussin.
Deze pioniers ontwerpen met hun geïdealiseerde landschappen il modello waarmee andere schilders nog eeuwenlang hun droom van Italia zouden weergeven.
Het zonnige Italië
De schilderijen van 17de-eeuwse Hollandse Italianisanten tonen hoe idyllisch Italia in de ogen van de noordelingen is.
Deze Italianisanten schilderen het landschap in het gouden licht van de ondergaande zon. Nieuw is ook de aandacht voor de schilderachtigheid van het gewone volk, van rustende herders en vrolijke marktlui. De schoonheid van de Italiaanse steden komt tot uitdrukking in stadsgezichten. In Italia lijkt alles mooier dan thuis.
De overweldigende natuur van Italië
In de 18de eeuw leggen kunstenaars de nadruk op het geweld en het gevaar van de natuur, in de hoop dat dit de beleving van het natuurschoon zal intensiveren. De beroemde watervallen van Tivoli lenen zich uitstekend voor dit soort indrukwekkende voorstellingen.
Toch is niet alles altijd overweldigend. Typisch 18de-eeuws is het om het ontzagwekkende soms even te relativeren, bijvoorbeeld door een grappig detail.
Ieders eigen Italië
Lange tijd hebben kunstenaars steeds dezelfde plekken in Italia afgebeeld. Buiten wordt getekend, binnen in het atelier geschilderd. Maar omstreeks 1800 verandert dat. Voor het eerst trekken kunstenaars erop uit om buiten olieverfschetsen te maken. Dat begint in Roma. Allerlei nieuwe locaties worden vastgelegd in snelle, spontane schetsen.
Er ontstaan nieuwe dromen van Italia. Sommige kunstenaars raken bevlogen door de pracht van het katholicisme. Anderen ontdekken in middeleeuwse Italiaanse steden een samenhang van kunst en samenleving die in het eigentijdse leven verloren is gegaan. Ieder ontwikkelt zijn eigen blik op Italia.
Het Italië in onszelf
In de loop van de 19de eeuw wordt Italia steeds meer een droombeeld. Voor sommige kunstenaars vormt Italië een verlangen naar een ideale wereld, naar het verloren paradijs. Dat Italia is een product van de geest, of zoals een vriend van de Duitse schilder Feuerbach het uitdrukte: Italia ligt in onszelf.
Tegen die tijd wordt het verlangen naar Italia al niet meer door iedereen gedeeld. In Frankrijk wordt met het impressionisme een nieuwe weg ingeslagen. Het klassieke ideaal heeft afgedaan. Wie het moderne leven wil schilderen, gaat naar Parijs. De droom van Italia loopt ten einde.