Vliegveld Galileo Galilei te Pisa - mijn koffer en mijn reistas worden gewogen voor de terugreis. 'Cinquanta chili,' zegt de mediterrane schone mij bij de incheckbalie. De woorden komen als gezongen uit haar mond; de boodschap van haar korte liedje is meteen helder: mijn verblijf van anderhalve maand in Italië levert mij 50 kilo aan bagage op terwijl een maximum van 22 kilo geldt.
'Dat wordt betalen Schuring!' spreek ik mezelf toe. De jongedame schrijft een bon uit. Ze is zodanig gecharmeerd van mijn pogingen perfect Italiaans te spreken - ze vindt het zeer speciaal en zeer uniek dat ik dat doe zegt ze - dat ze besluit honderd van de honderdtachtig euro die ik moet betalen af te halen. Ze geeft me een vette knipoog. 'Rare jongens, die Romeinen,' zouden Asterix en Obelix in dit geval zeggen.
Veel prijsverlagingen zijn mij geschonken deze vakantie, maar dit is toch echt de topper. Meteen de allerlaatste vanwege mijn Zuideuropese spraakkunst denk ik gelijk. Stomverbaasd neem ik de bon in ontvangst, bedank mijn mediterrane engel en ik begeef me naar het loket waar ik mag betalen.
Zo verging het mij dus eind juli. Inmiddels werk ik weer, betaal de rekeningen, ook zorgdragen voor het huishouden ben ik niet verleerd, en wat ik maar heb meegenomen aan extra bagage heeft een plaats gekregen in het huis - nu ik nog. Ik ben er wel, maar ik waan mij nog steeds in het zuiden en een ongewone houding heeft zich van mij meester gemaakt waar ik mij niet altijd bewust van ben.
Een voorbeeld. Gedreven door een licht mate van koopverslaving weet ik op een avond in de eerste week na mijn thuiskomst een cd te scoren. Op het punt van afrekenen geeft de kassa drieëntwintig euro aan. "U haalt er toch zeker wat van af?" vraag ik onschuldig aan de verkoper. "Er wat van af?! Hoe bedoelt u?" vraagt hij verbaasd.
"Nou, in Italië geven de winkeliers kortingen omdat ze het geweldig vinden dat ik Italiaans praat. Dat doet u toch zeker ook omdat u het fantastisch vindt dat ik Nederlands spreek?!". Hij valt stil, maar weet zich snel te herstellen. "Waar komt u vandaan dan?" vraagt hij aarzelend. Ik verkeer nog in vakantiestemming, lang hoef ik niet na te denken. "Uit Italië!" Helemaal gelogen is dat niet.
Zijn aarzeling slaat nu om in blijdschap. "Wat spreekt ú perfect Nederlands! Dat is zeer speciaal zeg! Dat is écht uniek! Weet u wat: omdat u het bent betaalt u tien euro. Zal ik het leuk voor u inpakken?" Ik sta versteld van dit gebaar en ik beantwoord bevestigend. Er wordt een rood pakje van gemaakt met een grote, goudkleurige strik erop. Ik reken af, de verkoper zwaait me uit en we wensen elkaar een fijne dag toe.
Afgelopen week gebeurde precies hetzelfde, maar dan in een boekwinkel. Het klinkt misschien fantastisch, maar de boeken kreeg ik nét niet gratis mee. Het zal de laatste keer niet zijn, want mijn ongewone houding wordt in stand gehouden door een prachtige bijkomstigheid die het met zich meebrengt: mensen zijn er trots op dat er Nederlands wordt gesproken, en ik leef met het idee dat ik nog steeds in Italië ben - maar dan in Nederland als u begrijpt wat ik bedoel.