

Che disastro, in de coda!
Wat een idee van ons om op een sabato nero of zwarte zaterdag van Como naar Perugia te rijden. We brachten de nacht door in een hotelletje aan de oever van het Comomeer: vlak voor de deur loopt een zeer drukke weg en we hebben amper een oog dicht gedaan. Maar we bijten door en rond 15 uur bereiken we Cesena. Daar nemen we de prachtige panoramische superstrada naar Perugia; We zijn om 8 uur uit Como vertrokken en arriveren nabij Perugia om 17 u. Negen uur rijden voor 500 kilometer! Wat ons al die tijd opviel in de file, was dat de mensen zo weinig kankerden. Ze maakten er gewoon het beste van: men sloeg een praatje met elkaar, een buschauffeur claxonneerde naar een zoenend koppeltje en stak gekscherend een vermanend vingertje in de lucht, waarna ze het alle drie uitproestten van het lachten. Kortom, er was genoeg entertainment om je niet te vervelen.

Zonnebloemenen
Het landhuis waar we drie weken zullen verblijven staat onder een vijgenboom tussen een olijfgaard, een zonnebloem en een tabaksveld. Binnen komen we wel eens van die dikke harige spinnen tegen of grote zware kevers en zelfs één keer een schorpioen, maar dat kon de pret niet drukken. Het huis uit de 17de eeuw staat echt in the middle of nowhere aan een oude, niet geasfalteerde landweg, een strada bianca heet het hier. 's Avonds hoor je enkel het lawaai van de tsjirpende krekels, zelfs het verkeer hoor je hier tussen de heuvels niet.
Na een nachtje goed uitslapen ga ik in het klein dorpje Casa del Diavolo naar de kapper: dit is mijn jaarlijks ritueel de dag na aankomst in Italië. Het salonnetje is ouderwets maar zeer mooi ingericht: er staat een grote zetel voor de volwassenen en daarnaast een paardje voor de kinderen. En terwijl de kapper zoals gevraagd mijn haar cortissimo -een broske m.a.w.- knipt verneem ik zoals steeds ook nu weer een pak info over de streek: dat het bijvoorbeeld slechts anderhalf uur rijden is naar de zee, dat die rare planten met hun mooie bloei naast ons huis tabaksplanten zijn, dat er de dinsdag in Gubbio een grote markt is , etc...
Na een beetje pommade in de haren, een wolkje talkpoeder in de nek, een paar knipjes in de neusharen en het voorzichtig epileren van de wenkbrauwen ben ik klaar voor drie weken vakantie in Umbrië en Toscane.
Eén van de eerste stadjes die we bezoeken is Assisi. Het is bijna zes uur 's avonds als we in Santa Maria degli Angeli aankomen. Alles maar dan ook alles staat hier in het teken van San Francesco. (de heilige Franciscus) We bezoeken de zeer imposante kerk met mooie fresco's en buiten staan er kraampjes met allerlei religieuze kitsch. We zijn in de waan dat we reeds in Assisi zijn wanneer we buiten de weg naar het centrum vragen, maar Assisi blijkt nog vier kilometer verder te liggen. Het is nu al een tijdje donker aan het worden en vlak voor Assisi, juist buiten de stadspoort, vinden we een plekje op de parking. Hier zijn de straatjes wel heel ripido ofte steil. We hebben dan ook alle bekijks met onze aanpak: ons kleinste meisje zit in de buggy, vader duwt haar naar boven, mama duwt met beide handen in papa's lenden en de dochter van 7 doet hetzelfde bij mama.

Assisi
Na enkele partjes pizza en een biertje Nastro Azzurro merken we dat de Piazza del Comune, het centrale plein van Assisi, wel heel veel volk begint te lokken. Algauw wordt duidelijk waarom: en een hoek staan drie zingende, gitaarspelende nonnetjes omringd door een brede kring wuivende, zingende pelgrims. De nonnen zijn geen oudere of bejaarde dames zoals bij ons, maar frisse jonge meisjes van rond de twintig, en ze weten er de ambiance in te brengen, oh la la! Ons jongste dochtertje vindt er niets beter op dan in de kring te springen en te dansen en te shaken als stond ze thuis naar het Swingpaleis te kijken. Een wat oudere vrouw grijpt me bij de armen en zonder het echt te willen sta ik tussen de zingende menigte heen en weer te wiegen, Jezus!
Het was me wel een zicht: dansende agnosticus tussen fanatieke gelovigen te A.! Ik bid tot San Francesco dat ik zo vlug mogelijk van deze horde mag verlost worden en tussen twee nummers door knijpen we hem, onder luid geween van ons kleine dochtertje. Wanneer we terug naar onze auto wandelen, nu gelukkig bergaf, beseffen we pas hoe aangenaam het klimaat hier wel is: het is bijna middernacht en we lopen alle vier in short en t-shirt.

De Palio in Siena
De dag na Maria hemelvaart, 16 augustus, gaat de Paliodoor te Siena. De Palio is een paardenkoers rond het centrale schelpvormige plein van Siena, de Piazza del Campo. Iedere contrada (wijk) levert zijn paard en fantino (ruiter). Je merkt heel goed dat de Sienezen enorm meeleven met dit grote volksfeest. Daags na de Palio lezen we in La Repubblica, 's lands grootste krant, dat de koers precies zeventig seconden geduurd heeft en door 50.000 toeschouwers is bijgewoond. We waren op de hoogte van deze massale belangstelling, we zijn dan ook daags voordien naar de Prova, de training, gaan kijken. Het is al behoorlijk druk wanneer we die middag aankomen, ook al begint de Prova pas om zes uur 's avonds. De straten zijn versierd met veelkleurige vlaggen, ellenlange rijen tafels en stoelen staan uitgestald. Er zijn tafelrijen van wel 300 meter lang. Om vijf uur begeven we ons naar de Campo. Het plein ligt er nog rustig bij maar langzaam stroomt de massa toe. Wanneer de Prova begint zitten we als haringen in een ton: niet voor claustrofobielijders! Dokters en verplegers komen regelmatig flauwgevallen individuen ter hulp snellen. Zij worden op een draagberrie afgevoerd.
Een mooi zicht is het wel: de ruiters komen één voor één en onder luid gezang de arena binnen, de tifosi op de tribunes worden gek en zingen strijdliederen tot de paarden opeens 'ontploffen' en een paar rondjes rond het middeleeuwse plein hollen: mooi weer, een piazza zwanger van sfeer, een uitbundige menigte, duizenden vlaggen, je moet het eens meemaken die Palio! Op de weinige tribunes moet je wel vier jaar op voorhand reserveren: je kunt dus nu je kaartje voor het jaar 2007 bestellen. Vergeet niet dat dit wel een feest is voor de inwoners van Siena, pas veel later hebben de toeristen het ontdekt.
Na de Palio zijn we te moe om nog aan het grote feest deel te nemen, aanschuiven aan de rijk gedekte, uitgestalde tafels in de smalle straatjes rond het Campo. Het zou trouwens ook niet kunnen: je moet invitato zijn, anders kom je er niet bij.
De volgende dagen houden we het rustig: we genieten van lange wandelingen tussen de heuvels, doen ons tegoed aan de onvolprezen pasta fresca (verse pasta), tomaten met verse basilicum, sappige verse perziken, lekkere blinkende nectarines en op tijd en stond een delicieuze gelato.

Norcia
Later is Norcia de bestemming. Het dorpje is bekend voor zijn slagerijen en dat zullen we geweten hebben. Het ritje erheen vanuit Perugia is er wel eentje om duimen en vingers bij af te likken. Norcia is een uitvalsbasis voor een actieve vakantie, de weg erheen mag er zijn: haarspeldbochten, verlaten bergdorpjes, immer groene natuur, uitgestrekte wouden. Het stadje heeft een mooie middeleeuwse stadspoort en het is zo afgelegen dat het er niet echt druk is. We zijn zeer benieuwd naar de tartufi neri, de zwarte truffels die dit stadje zo beroemd hebben gemaakt. Enkel dagen geleden kochten we namelijk een pasticchio, een soort beleg van tartufi neri, en hoewel we ook op culinair vlak we breeddenkend zijn,- we aten ooit al maanden aan 'n stuk rice with dal in India en in Brazilië zelfs de gekste bonenkombinaties- vonden we het potje pasticchio niet echt te pruimen.

Cascia
Ik moet, zelfs als vegetariër, toegeven dat de slagerijtjes wel iets hebben: ze zijn prachtig ingericht en gedecoreerd. Maar moeilijker konden we aan de geur wennen: zonder rond de pot te draaien zouden we kunnen stellen dat het vreselijk stinkt in deze winkeltjes, daar waren we het echt alle vier unaniem over eens. Het meest in het oog sprong de prosciutto di cinghiale, de everzwijnhesp waarvan het haar van het beest nog aan de huid zit.
We laten ook Cascia niet links liggen. Cascia is een bedevaartsoord van de Heilige Rita en het ligt maar enkele kilometers van Norcia en het is zeker een bezoekje waard. Het begint al goed fout bij onze aankomst: in de Chiesa San Francesco, een wat bouwvallig kerkje in de benedenstad, staat een houten zijaltaartje met duizenden foto's van pelgrims. Op kleine kattebelletjes vragen ze de H. Rita allerlei bescherming en raad. Oneerbiedig als we zijn kunnen we enig schuddebuiken toch niet laten, en dat valt ons zwaar wanneer de parocco discreet over de stilte komt waken. Pas als we ons sérieux teruggevonden hebben doen we in koor zelf een wens aan de heilige Rita: "Santa Rita, wilt U er alstublieft voor zorgen dat we eens goed weer hebben als we in België terugkomen? Reeds vier jaar op rij brengen we onze vakantie door in Italië en evenzoveel keer regende het pijpenstelen toen we thuiskwamen. We willen graag ons gevoel van vakantie thuis nog een beetje bewaren maar met een grijze hemel en nattigheid is dat voorwaar zeer moeilijk. " Na deze vrome wens slaan we een kruisteken, steken maar liefst 5000 Lires in de offerblok en begeven ons naar de nieuwe, moderne kerk van Santa Rita hoog op de heuvel. We moeten veel trappen trotseren, het kerkje ligt zeer hoog. Kerkjes komen ons nu wel de oren uit, zeker dit matig bouwwerk. Maar voor de Heilige Rita hebben we dit natuurlijk wel over en we worden voor onze moeite beloond: overal staan kiosken en winkeltjes met een zeer uitgebreid gamma aan souvenirs: dit is het ware paradijs voor de liefhebber van religieuze kitsch: scapulierkes van de heilige Riga, alsook met haar beeltenis: kaarsen, stylo's, foto's, glazen, speelgoed, belletjes, wandelstokken, maar als absolute topper: een grote sneeuwbol, zo een bol met vloeistof waarin het 'sneeuwt' als je hem tuimelt, met een roze roos waaruit Santa Rita verrijst.
Na al dat kerkelijk gedoe willen we wel eens wat antidotum en waar konden we dat beter halen dan op een echte authentieke Festa Comunista. De PC (Partito Comunista) van Italië geeft in de zomer om de kas te spekken aardige feestjes. Om 20 uur kun je aan tafel gaan en om 21 uur begint een orkestje te spelen. Het is dan ook al pikkedonker wanneer we in Pian d'Asino, frazione (wijk) van Umbertide arriveren. Het feest gaat door op een mooi domeintje: tussen de bomen hangen lange draden met veelkleurige lampjes en we voelen direct: de sfeer zit er goed in. Aan de entree zit een uit stalinistisch hout gesneden partijman die een woordje uitleg geeft: we mogen vrij een kleine contributie schenken aan de partijkas en we moeten eerst bonnetjes kopen voor het eten. We smullen spaghetti met saus van ganzenvlees, tagliatelle met mozzarella en spinazie en drinken een liter landwijn aan zeer democratische prijzen. Er is een grote tombola voor de kinderen, iedereen is goed geluimd, er is eten en drank a volonté.
Het orkestje zet er de eerste tonen in, ik vraag me een sigaret aan een drinken tafelgenoot en hij presenteert me direct een half pakje. We raken ook een beetje tipsy en worden weemoedig bij het horen van al die mooie evergreens: 'Volare, ooh ooh, Cantare, ooh, ooh, ooh,' ‘Santa Lucia' en vele andere. Het wordt pas echt leuk wanneer de accordeon up-tempo gaat en de walsen, tango's en cha cha cha's door de boxen schallen. Ons dochtertje vindt een ragazzo italiano en het ventje, duidelijk nog met de pampers rond de billen, host met haar de dansvloer rond. Het is warm en vrolijk en wat ook plezant was aan die avond, we worden aanvaard en niet als vreemdeling bekeken: zo hoort het in de klassenloze maatschappij.

Deruta
Eén van onze laatste uitstapjes gaat naar Deruta. Deruta is het centrum van de majolica het veelkleurige keramiek. Vazen, borden, tegels met huisnummers, theeserviezen, fruitschalen, dit alles vind je in Deruta. De avond is al gevallen, het dorpje oogt zeer verlaten en we nemen plaats op een bankje voor de enige bar die nog open is. We doen ons tegoed aan een flinke portie gelato, mijn favoriet is malaga: vanille ijs met rozijnen. Ook een tandeloos oud vrouwtje, moeilijk ter been ondanks haar wandelstok, komt ons gezelschap houden. Ik vraag haar of ze alle dagen een ijsje eet en met krakende stem antwoordt ze: "No, non lo posso, mi hanno tolto lo stomaco", wat zoveel wil zeggen als: "Neen, dat kan ik niet, mijn maag is weggenomen" We raken verder in gesprek en ze verteld me hoe het zestig jaar geleden was, toen er nog maar een paar keramiekwinkeltjes in Deruta waren, en ze zon-en weekdag in het atelier van haar vader de oven bediende.
De dag voor onze terugtocht is het andermaal prachtig weer, de hemel is sereno, helder, geen wolkje aan de lucht. We gaan nog een laatste keer zwemmen in het gemeentelijk openluchtzwembad van Ponte Pattoli. We snuiven nog gauw de Italiaanse sfeer, de sfeer van Chianti, gelati, pesto en cappuccino. We besluiten om 3 uur 's nachts te vertrekken. De autostrada zit goed vol wanneer we ons op dit onchristelijk uur richting Zwitserland begeven. Alles verloopt vlot en makkelijk bereiken we Milano, waar ons laatste geld op gaat aan broodjes en schuimende cappuccino's. We hebben enkel pech in de Gotthard tunnel. Deze tunnel is 18 km lang en heeft slechts twee baanvakken, en voor ons staat er een voertuig met motorpech. Drie kwartier zitten we vast in deze stinkende konijnenpijp, maar we zijn wel meer gewoon en uiteindelijk kunnen we onze weg verder zetten door het panoramische Zwitserland. Een buitje in de Alpen niet meegerekend hebben we nog altijd mooi weer. Dan komen we in Straatsburg en alles wordt bewolkt.
Iets verder ziet de lucht zo donker als roet. In Luxemburg begint het te druppelen. We steken de grens over en het regent pijpenstelen. Bij Arlon moeten we aan de kant want verder rijden is niet meer mogelijk. We vervloeken Santa Rita. Nooit, nooit zullen we ook nog iets aan een Heilige vragen.